mogelijk maken (v) (toekomst) | permettere a (v) (toekomst) |
mogelijk maken (v) (toelaten) | aprire le porte a (v) (toelaten) |
mogelijk maken (v) (toekomst) | dare la possibilità a (v) (toekomst) |
mogelijk maken (v) (toekomst) | aprire la strada a (v) (toekomst) |
mogelijk maken (v) (toelaten) | permettere a (v) (toelaten) |
mogelijk maken (v) (toelaten) | aprire la strada a (v) (toelaten) |
mogelijk maken (v) (toekomst) | rendere possibile (v) (toekomst) |
mogelijk maken (v) (toekomst) | dare facoltà a (v) (toekomst) |
mogelijk maken (v) (toekomst) | facilitare (v) (toekomst) |
mogelijk maken (v) (toekomst) | aprire le porte a (v) (toekomst) |
mogelijk maken (v) (toelaten) | rendere possibile (v) (toelaten) |
mogelijk maken (v) (toelaten) | dare facoltà a (v) (toelaten) |
mogelijk maken (v) (toelaten) | facilitare (v) (toelaten) |
mogelijk maken (v) (toelaten) | dare la possibilità a (v) (toelaten) |